Friese kwatrijnen
1.
We wilden lange reizen maken en
in elk geval in Friesland niet blijven;
maar ons bleven de basalten tanden
en het zout op de lippen van het tij.
2.
Elders zouden deze meeuwen zich aan
de rotsen klampen. Hier grijpen zij in
vrije lucht en krijsen, en is de grijze kim
het enige houvast van onze vlucht.
3.
Het wolkendek is als een eierschaal
gebroken. Licht dringt door de takken
van de wilgen en het schuim op de
sloten, tot het wolkendek weer sluit.
4.
Ondanks alles is er weinig waar de tijd
geen vat op heeft, alleen de zware
dijken. Stormen stuwden de zee op en
mensen het land. Beide blijven zij.
5.
Over het godverlaten water starend
kreupel steunend op de godvergeten klei
kan hij niet anders denken dan dat hij
in geen land geen god nader is geweest.
6.
Zo weinig staat dit landschap toe.
Wij staan in het midden van het veld
en zien de vogels zich verzamelen,
zelfs als er niets zou gebeuren, wachtend.